Titre : | Het legaliteitsbeginsel inzake de verwerking van persoonsgegevensrevisited … een pleidooi voor een andere benadering (2024) |
Article de revue | |
Dans : | Tijdschrift voor Wetgeving (T.v.W.) (4, Oktober - November - December 2024) |
Article en page(s) : | pp. 232-244 |
Langues : | Néerlandais |
Note de contenu : |
Inleiding 233
Vooraf – De verwerking van persoonsgegevens in de publieke sector als uitgangspunt 234 1. De legaliteitseis bij de inmenging in een grondrecht dat wordt gewaarborgd door het Handvest van de grond rechten van de Europese Unie 234 1.1. De legaliteitseis als een van de voorwaarden voor de beperking van een grondrecht opgenomen in het Handvest grondrechten EU 234 1.2. De legaliteitseis als bedoeld in artikel 52, lid 1 Handvest grondrechten EU – een materiële wet 234 1.3. De analogie met de legaliteitseis in artikel 8 EVRM 235 1.4. De (relatieve) irrelevantie van het grondrecht op Europees niveau voor de legaliteitseis 235 1.5. Het ontbreken van de noodzaak om in Europees verband een onderscheid te maken naargelang het grondrecht 235 2. De legaliteitseis bij de verwerking van persoonsgegevens 236 2.1. De legaliteitseis in de AVG 236 2.2. Overweging 41 bij de AVG 236 2.3. Voorbehoud voor de grondwettelijke orde in de lidstaat in kwestie 236 3. Het legaliteitsbeginsel bij inmengingen in het recht op gegevensbescherming zoals dit geldt in de grondwettelijke orde in België 236 3.1. De regeling van artikel 22, lid 1 van de Grondwet – het vereiste van een formele wet voor inmenging in het recht op bescherming van het privéleven 236 3.2. De traditionele opvatting dat elke verwerking van persoonsgegevens een inmenging vormt in het privé leven 237 3.3. De toepassing van artikel 22 van de Grondwet leidt tot een verstrenging van het legaliteitsbeginsel bij de verwerking van persoonsgegevens – het vereiste van een formeel legaliteitsbeginsel 238 4. De problemen verbonden met de traditionele opvatting in België en met de toepassing van het formeel legaliteitsbeginsel 238 4.1. Een onterechte gelijkschakeling van het recht op gegevensbescherming met het recht op bescherming van het privéleven 238 4.2. Een overdreven formalisme bij het opstellen van regelgeving … 238 4.3. dat kan leiden tot een vermindering van de bescherming van burgers 238 4.4. Een problematische toepassing van de AVG op lagere bestuursniveaus 239 4.5. Een mogelijke ongelijke behandeling van de Belgische overheden ten aanzien van overheden in andere lidstaten 239 5. Een voorstel tot oplossing – het onderscheid tussen gegevensbescherming en bescherming van de persoonlijke levenssfeer als oplossing 239 5.1. Een onderscheid dat het resultaat is van een geleidelijke evolutie 239 5.2. Een paradigmaverschuiving – de bescherming van persoonsgegevens als basislaag van de bescherming 240 5.3. Een onderscheid dat beantwoordt aan de verwachtingen van burgers 240 5.4. Een onderscheid met weinig inhoudelijke, maar vooral formele gevolgen 241 6. Criteria voor het onderscheid tussen het recht op gegevensbescherming en het recht op bescherming van het privéleven 241 6.1. Eerste criterium – De aard van de persoonsgegevens die worden verwerkt 241 6.2. Tweede criterium – Het doel van de verwerking 241 6.3. Derde criterium – De aard van de verwerking 242 6.4. Vierde criterium – De vorm van de verwerking 242 7. Gevolgen 242 7.1. Gevolgen voor de normeringsbevoegdheid 242 7.2. Gevolgen voor de verplichting tot regeling van de essentiële elementen van verwerkingen van persoons gegevens 242 7.3. Gevolgen voor de toezichtsbevoegdheid 243 8. Beoordeling van het onderscheid 244 8.1. Een onderscheid dat beantwoordt aan de opzet van de AVG 244 8.2. Geen impact op de interpretatie van begrippen in Europees verband 244 8.3. De AVG staat borg voor een symmetrische ontwikkeling van het grondrecht op gegevensbescherming 244 8.4. Het behoud van de bescherming van burgers 245 8.5. Een onderscheid dat “recht doet” aan de autonomie van lokale overheden 245 8.6. Een onderscheid dat kan worden gemaakt door de rechtbanken 246 9. Een voorzichtig positieve houding in de praktijk ten aanzien van het voorgestelde onderscheid 246 9.1. De adviespraktijk van de GBA 246 9.2. De adviespraktijk van de VTC 246 9.3. De rechtsleer 247 9.4. Maar niet in de jurisprudentie van het Grondwettelijk Hof en de adviespraktijk van de Raad van State 247 10. Uitleiding – Voorstel tot inbedding van het onderscheid in de grondwettelijke orde van België 248 |
Demander une copie de l'article : | Oui |